Sommigen hebben het al wel eens meegemaakt: een goede vriend of familielid vraagt u om mee op te treden als vennoot van een VOF, vaak voor een bedrag van slechts € 1. Velen worden over de streep getrokken met de mededeling dat de aansprakelijkheid beperkt is tot de inbreng. Maar is dat ook zo?
Optreden als medevennoot in een VOF is niet vrijblijvend. Dat blijkt nog maar eens naar aanleiding van een recent vonnis van 28 oktober van de Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen. Met dit vonnis verduidelijkte de Ondernemingsrechtbank nog eens de algemene principes dat vennoten van een VOF, ongeacht de grootte van hun inbreng, onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de VOF. En dit krachtens artikelen 201 en 204 W. Venn (nieuw artikel 4:22 WVV).
Het vonnis in casu betreft een VOF opgericht op 31 augustus 2015, waarbij twee vennoten samen een inbreng hadden van € 100, verdeeld over € 99 via de eerste vennoot en € 1 via de tweede vennoot. Aangezien de eerste vennoot die eigenaar was van 99 aandelen (€ 99 inbreng) eveneens failliet verklaard was, had de curator een procedure opgestart tegen de tweede vennoot die slechts € 1 had ingebracht.
De rechtbank veroordeelde deze tweede vennoot op 28 oktober tot betaling van quasi het volledige passief van de vennootschap ten bedrage van € 173.191,63 in hoofdsom. “We zien dit in de praktijk heel vaak; mensen die ingaan op de vraag van familie of vrienden om te treden als medevennoot in een VOF”, duidt Valère Vereecke (Agio Legal). “Meestal doen ze dit dan ook zonder de gevolgen hiervan goed te beseffen. Wij raden dan ook aan niet blindelings in zo’n verhaal te stappen. En zich altijd eerst juridisch te laten adviseren of informeren.”