Boek 9, Titel 1 van het Burgerlijk Wetboek

AGIO Legal

Boek 9, Titel 1 van het Burgerlijk Wetboek: een nieuw kader voor persoonlijke zekerheden – wat betekent dit voor ondernemers?

Met de invoering van Titel 1 “Persoonlijke zekerheden” in het nieuwe Boek 9 zet de wetgever een belangrijke stap in de verdere hervorming van het Burgerlijk Wetboek.

De nieuwe bepalingen over persoonlijke zekerheden gelden vanaf 1 januari 2026 en vormen het eerste deel van Boek 9. Latere titels zullen nog volgen, onder meer over pand, hypotheek, eigendomsvoorbehoud, retentierecht en voorrechten.

 

  1. Een gecentraliseerd en gemoderniseerd geheel

Tot nu toe bevatte het Burgerlijk Wetboek enkel een regeling voor de (kosteloze) borgtocht. In de praktijk bestonden echter tal van andere vormen van persoonlijke zekerheid – zoals garanties, patronaatsverklaringen of hoofdelijkheid tot zekerheid – zonder dat die een duidelijke wettelijke verankering hadden.

Titel 1 van Boek 9 brengt daar verandering in: het erkent, structureert en regelt al deze figuren binnen één samenhangend wettelijk kader.

De nieuwe regelgeving behoudt in grote mate de vertrouwde principes, maar voegt enkele moderniseringen toe, onder meer met het oog op consumentenbescherming.

 

  1. Contractvrijheid voor de partijen

Belangrijk is dat de meeste bepalingen van aanvullend recht zijn. Dat betekent dat partijen vrij zijn om in hun overeenkomst af te wijken van wat de wet voorschrijft. Een goed begrip van het nieuwe wettelijk kader is dan ook essentieel bij het opstellen of herzien van zekerheidsdocumentatie.

Wanneer een consument een persoonlijke zekerheid stelt, ligt dat anders. Dan zijn de regels van dwingend recht en kunnen partijen er niet van afwijken, zelfs niet met onderlinge toestemming.

 

  1. De ‘accessoire persoonlijke zekerheid’: de vernieuwde borgtocht

De klassieke borgtocht wordt herdoopt tot accessoire persoonlijke zekerheid – een benaming die beter weergeeft dat de verplichting van de borg afhangt van de hoofdverbintenis van de schuldenaar.

De wetgever behoudt het vertrouwde systeem, maar werkt het technisch verder uit en vult het op belangrijke punten aan.

Nieuw zijn onder meer:

  • het vermoeden van borgtocht: een persoonlijke zekerheid wordt voortaan vermoed een borgtocht te zijn, tenzij partijen uitdrukkelijk iets anders afspreken;
  • de alle-sommenborgtocht: de borgtocht voor alle schuldvorderingen wordt nu uitdrukkelijk geregeld in de wet. Daarbij geldt onder meer de verplichting om een maximumbedrag te bepalen. Ontbreekt zo’n maximumbedrag, dan wordt de borgtocht beperkt tot de verbintenissen die bestonden op het moment van het aangaan van de borgtocht;
  • bijkomende informatie- en kennisgevingsverplichtingen voor de schuldeiser; en
  • verfijnde regels over duur, opzegging, pluraliteit van borgen en verhaalsrechten.

Deze aanpassingen zorgen voor meer transparantie en rechtszekerheid, maar maken tegelijk duidelijk dat borgtochten en zekerheidsclausules zorgvuldig moeten worden geformuleerd.

 

  1. De ‘autonome persoonlijke zekerheid’: wettelijke basis voor de autonome garanties

De autonome garantie krijgt voor het eerst een eigen plaats in het Burgerlijk Wetboek.

Deze rechtsfiguur, in de praktijk bekend van onder meer bankgaranties en standby letters of credit, wordt voortaan wettelijk omschreven als een verbintenis die onafhankelijk is van de gewaarborgde verbintenis.

De wet bevestigt enkele principes die tot nu toe uit de praktijk en de rechtspraak voortkwamen:

  • niet-overdraagbaarheid: de garantie is een persoonlijk recht en kan dus niet worden overgedragen; en
  • weigering bij misbruik of fraude: de garant moet een zorgvuldige toetsing uitvoeren bij een betalingsverzoek en weigeren te betalen wanneer onmiddellijk blijkt dat het verzoek manifest misbruik of bedrog inhoudt.

Daarnaast bevestigt de wetgever – in tegenstelling tot wat vandaag soms nog wordt aangenomen – het subrogatoire verhaalsrecht van de garantsteller. Dat betekent dat de garant, zodra hij heeft betaald, terugbetaling kan vorderen van de hoofdschuldenaar.

 

  1. Persoonlijke zekerheden gesteld door consumenten

Een afzonderlijk hoofdstuk is gewijd aan zekerheden verleend door consumenten.

Deze bepalingen vervangen de vroegere regeling van de “kosteloze borgstelling” en sluiten aan bij het consumentenbegrip van het Wetboek Economisch Recht. Ze zijn dus van toepassing op een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn beroepsactiviteit.

Belangrijk verschil met het oude recht is dat het niet langer relevant is of de zekerheidssteller een (rechtstreeks of onrechtstreeks) voordeel haalt uit of belang heeft bij de borgstelling. Vroeger werd bescherming enkel toegekend aan de kosteloze borg, zonder eigen economisch belang of voordeel. Zo werd bijvoorbeeld een echtgenoot van een aandeelhouder die zich borg stelde voor de vennootschap van zijn of haar partner niet beschermd, omdat men aannam dat hij of zij onrechtstreeks voordeel haalde uit het behoud van de onderneming. In het nieuwe kader speelt dat geen rol meer: zolang de borgtocht niet beroepsmatig wordt aangegaan, wordt de zekerheidssteller beschouwd als een consument, ook al is er mogelijk een economisch voordeel verbonden aan het voortbestaan van de vennootschap.

Wanneer de hoofdschuldenaar een rechtspersoon is, geldt evenwel dat de regels niet van toepassing zijn als de zekerheidssteller een substantiële invloed uitoefent op de besluitvorming van die rechtspersoon. Zo zal bijvoorbeeld een enig bestuurder die zich borg stelt voor zijn vennootschap niet worden beschouwd als consument en dus geen bescherming genieten onder deze bepalingen.

De regels zijn van dwingend recht en hebben tot doel de positie van de consument die een persoonlijke zekerheid aangaat te versterken. Concreet geldt het volgende:

  • een consument kan alleen een borgtocht aangaan (een autonome garantie of patronaatsverklaring wordt automatisch omgezet in een borgtocht);
  • de schuldeiser moet de borg uitdrukkelijk informeren over de risico’s en de omvang van de borgtocht;
  • de borgstelling moet een maximumbedrag bevatten;
  • de consument kan, wanneer er een duidelijk onevenwicht bestaat tussen zijn verbintenis en zijn financiële draagkracht, herleiding van zijn verbintenis vragen; en
  • bij niet-nakoming door de hoofdschuldenaar gelden bijkomende informatieplichten ten aanzien van de borg.

De wetgever grijpt de hervorming ook aan om de regels te moderniseren. Zo verdwijnt de vroegere vereiste van een handgeschreven vermelding, wat beter aansluit bij het hedendaagse digitale contractenverkeer.

 

  1. Inwerkingtreding en voorbereiding

De nieuwe regels gelden uitsluitend voor zekerheden die na 1 januari 2026 worden gesteld.

Bestaande overeenkomsten blijven onder het oude recht vallen, tenzij partijen anders bepalen.

Voor ondernemingen en kredietverstrekkers is het daarom aangewezen om modelclausules en modelovereenkomsten tijdig te herzien, zodat deze volledig aansluiten bij het nieuwe wettelijke kader voor persoonlijke zekerheden.

Agio Legal begeleidt uw onderneming graag bij het nakijken en actualiseren van uw modeldocumenten en staat klaar om al uw vragen te beantwoorden over de toepassing van de nieuwe wetgeving binnen uw onderneming.

 

 

Heeft u nog vragen na het lezen van deze blogpost? Neem dan zeker contact op met een van onze specialisten ter zake.